Terug naar begin |
Uitgeverij Boom, Amsterdam 2011 |
Marin TerpstraDemocratie als cultus
|
|
|
InhoudsopgaveHoofdstuk 1: De democratie en het probleem van de theologia politik?. Varro, Augustinus, Spinoza en Lefort over de religieuze dimensie van de politieke orde
Hoofdstuk 2: Gedachten over de democratie als cultus
Hoofdstuk 3: Het recht op willekeur. Over individu, politiek en soevereiniteit in de overgang van monarchie naar democratie
Hoofdstuk 4: Een apocalyptische eeuw en haar politieke filosofie
Hoofdstuk 5: In de geest van Hobbes: soevereiniteit en maatschappelijke orde
Hoofdstuk 6: Politieke orde, decisionisme en het politiek-theologische probleem
Hoofdstuk 7: Van Godville naar Dogville. Dogville en het gebrek aan politieke en religieuze vorm
Hoofdstuk 8: Het theologisch-politiek probleem en de onrechtmatigheid van de moderniteit. Spinoza, Carl Schmitt en Leo Strauss over de politieke betekenis van Gods macht
|
|
|
|
|
|
|
Hoofdstuk 1: De democratie en het probleem van de theologia politik?. Varro, Augustinus, Spinoza en Lefort over de religieuze dimensie van de politieke orde Ik zet allereerst de geschiedenis van het 'theologisch-politieke' vraagstuk in perspectief door Lefort als hoofdfiguur van het heden op één lijn te plaatsen met eerdere theologisch-politieke grootheden: Varro, Augustinus en Spinoza. Ik grijp zo terug op een antiek Romeins begrip van de staatscultus (door Varro beschreven en door Augustinus verworpen als theologia politik?, politieke theologie) om deze daarna verder te volgen in de opvattingen van democratie bij Spinoza en Lefort. Mijn onderzoek van de teksten loopt erop uit dat een politieke orde waarin 'alles' op losse schroeven staat, waarin elke kwestie 'open' is, juist deze 'nihilistische' kern (lieu vide; letterlijk: lege plek) zou moeten koesteren als religion civile (publieke godsdienst). |
§ 1 Inleiding § 2 Is politieke theologie achterhaald? § 3 Varro: de onderscheiding van de theologie § 4 De drie soorten theologie § 5 De voorrang van de politieke theologie § 6 De christelijke afwijzing van de politieke theologie § 7 Spinoza's politieke theologie: theocratie boven hiërocratie § 8 Spinoza's herstel van de theologia tripertita § 9 Godsdienst en vrijheid van denken: de betekenis van Spinoza's religiekritiek § 10 De politieke orde en haar imaginaire grondslag § 11 Van potestas Dei naar potentia Dei § 12 Lefort: de "lege plaats van de macht" en het theologisch-politieke schema § 13 Lefort, Spinoza en Hegel: voortzetting van een oud schema § 14 De politiek-theologische dubbelzinnigheid van de moderne democratie § 15 Tot slot: democratie als negatieve theocratie? |
|
|
§ 1 Inleiding § 2 De aanwezigheid van het volk in de politieke orde § 3 Meditatie bij een ontmanteling § 4 Wat zijn res mixtae of personae mixtae? § 5 De koninklijke luister § 6 Het oppimpen van de politiek en haar spelers § 7 Politiek en cultus § 8 Polis en psyche: de cultus als 'transformatiemachine' § 9 Volksstemming en cultus: een herinneringsspoor § 10 De weerzin tegen het cultische § 11 Cultus van 'de lege plaats'? |
Hoofdstuk 2: Gedachten
over de democratie als cultus Wat zou democratie kunnen zijn als cultus en waarom hebbenwij moeite om deze erfenis volledig op ons te nemen? Dit hoofdstuk voert de lezer onmiddellijk binnen in de spanning rond de democratie, die evenzeer een weerzin laat zien tegen de onzuiverheid van een theatrale, cultische opvatting van politieke orde - die niettemin in mijn ogen daarvan een onontbeerlijk element blijft vormen. De onttovering van de politieke orde kan men ook te ver doordrijven tot op het punt waarop de politiek elke glans verliest. In dit hoofdstuk maakt de lezer ook kennis met een andere rode draad in dit boek: de verschillende wijzen waarop men tegen politiek kan aankijken wanneer men ofwel een meer 'puriteins-protestant', ofwel een meer 'rooms' standpunt deelt. Het draait allemaal om het gevoel voor het woord en het gevoel voor theater - naar mijn idee bij uitstek het domein van theologia. |
|
|
Hoofdstuk 3: Het recht op willekeur. Over individu, politiek en soevereiniteit in de overgang van monarchie naar democratie In meerdere politiek-theologische studies staat centraal : de overgang van monarchie naar democratie, van de soevereiniteit van de vorst naar die van de burgers. Gaan alle voorrechten van de koning over op de burgers? De koning blijkt te besluiten zoals het hem behaagt. Het behagen van de koning is uiteraard voornaam en edel: het is immers de soeverein die beslist en wat de hoogste macht wil is goed (zoals wat God wil, goed is omdat Hij het wil). De besluiten komen voort uit een hoogwaardig wezen. Eigenlijk zouden we dit ook moeten kunnen zeggen van de burgers van een democratie: hun recht op willekeur is niets anders dan de eerbied die wij moeten hebben voor hun besluiten. Maar net zoals bij de koning het geval was, wantrouwen we ook de burger in diens willekeur. |
§ 1 De koning als soeverein individu § 2 Het koningschap verdeeld over de burgers § 3 Willekeur en de vrijheid van meningsuiting § 4 Redetwisten over redetwisten § 5 De bezwering van de soevereiniteit van de mens § 6 Willekeur en redelijkheid § 7 De waarde van de willekeur § 8 Het recht op willekeur aanvaard |
|
|
§ 1 Twee schoolvoorbeelden: Voegelin en Kymlicka § 2 De apocalyptische geest van de voorbije eeuw § 3 Over de apocalyptische spanning in de politiek § 4 Het grote voorbeeld van een apocalyptisch scenario: de Openbaring van Johannes § 5 Het jaar 1900: een verhaal over de antichrist § 6 De waarschuwing van Max Weber § 7 Carl Schmitt: tegen de neutralisering van het politieke § 8 De wet van deze wereld § 9 Kernbegrippen van een politieke theologie § 10 Politiek als een strijd op leven en dood § 11 Vermaatschappelijking van de politiek § 12 Een 'Rijk zonder Apocalyps'? § 13 De postapocalyptische universele homogene staat § 14 Een democratiserende voorzienigheid § 15 De 'apocalyptische' kern: de beslissing § 16 Verdediging van de democratie § 17 En dan de volgende (deze) eeuw |
Hoofdstuk 4: Een apocalyptische eeuw en haar politieke filosofie Ik boor een ander theologisch begrip aan dat zijn wereldlijke betekenis kent: het apocalyptische scenario. Niet alleen rond 2000 stond dit begrip weer volop in de aandacht, maar ook bij elke catastrofe (een terroristische aanslag, een tsunami, de opwarming van de aarde) gaan de gedachten van de mensen uit naar de idee van een beslissende eindtijd. De twintigste eeuw is in dit opzicht een merkwaardig tijdperk, althans voor Europa: de eerste helft zouden we apocalyptisch kunnen noemen (de wereldoorlogen, de revoluties, de dreiging met nucleaire vernietiging van het leven op aarde), terwijl de tweede helft post- of anti-apocalyptisch heet te zijn. Deze tekst laat zien hoe deze twee gezichten van de twintigste eeuw in de politieke filosofie van dit tijdperk zichtbaar zijn. De inzet is de vraag of politiek wezenlijk 'apocalyptisch' is en wat het betekent te menen dat de politiek 'postapocalyptisch' is geworden. |
|
|
Hoofdstuk 5: In de geest van Hobbes: soevereiniteit en maatschappelijke orde Dit hoofdstuk begint bij het 'Laatste Oordeel' (een kernwoord in het apocalyptisch scenario), maar voert ons verder in het denken van Hobbes en zijn leer van de soevereiniteit. Dit laatste begrip is voor Schmitt de eigenlijke inzet van zijn 'politieke theologie' en verdient een nadere beschouwing. Ik lees Hobbes niet als een verdediger van een absolutistische monarchie (wat hij historisch gezien was), maar als een wegbereider van de hedendaagse maatschappelijke en politieke orde (wat filosofisch interessanter is). Deze orde kenmerkt zich door een scherper wordende erkenning van het onderscheid tussen 'objectieve' artificiële sociale systemen en 'subjectieve' psychische systemen. Soevereiniteit zou kunnen worden begrepen als de vestiging en bestendiging van deze scheiding: de mens gehoorzaamt niet meer aan het bevel van een persoon of aan de redenen achter de wetten, maar 'aan de (voldongen) feiten'. |
§ 1 Het laatste oordeel en de ontsnapping aan het onherroepelijke § 2 Het 'hobbeseaanse' moment: de onherroepelijke beslissing § 3 Het onherroepelijke oordeel buiten de theologie? § 4 De ervaring van de contingentie: bestaansonzekerheid en machtsoverdracht § 5 Liberale oprispingen en probeersels, oftewel: verdeel en heers § 6 Systeemtheoretisch tussenwerpsel: traditionele en moderne samenleving § 7 Geestelijke macht als potestas indirecta § 8 De ambivalentie van de liberale experimenten § 9 De blinde vlekken in de geest van Hobbes |
|
|
§ 1 Herdenking van de politieke orde § 2 De politieke orde als kunstwerk § 3 De beslissing van en voor de politieke orde § 4 Politieke orde, fundamentalisme en decisionisme § 5 De politiek-theologische schakel § 6 Na de dood van God, de dood van de politiek |
Hoofdstuk 6: Politieke orde, decisionisme en het politiek-theologische probleem Ik probeer het perspectief van Hobbes uit het vorige hoofdstuk weer enigszins te nuanceren door opnieuw het theatrale, cultische aspect van de maatschappelijke en politieke orde te onderzoeken, nu meer vanuit een 'spinozistische' analyse van het onderscheid tussen de 'natuurlijke' en de 'politieke' betrekkingen tussen mensen (potentia, scheppende kracht, en potestas, beheersende macht). De erkenning van de politieke orde kan niet alleen de aanvaarding van het voldongen feit van een maatschappelijk systeem zijn, maar steunt op een geestelijke dimensie. Die brengt ons weer terug bij het politiek-theologische vraagstuk en de kwestie hoe dit zich in een christelijke cultuur heeft omgevormd. We wenden ons ook tot het gnostische element in de christelijke traditie: het individu dat zijn heil niet meer bij de politiek zoekt maar elders, en de politiek veeleer als demonische constructie verwerpt. |
|
|
Hoofdstuk 7: Van Godville naar Dogville. Dogville en het gebrek aan politieke en religieuze vorm Zie hier een poging het 'protestante' (of beter: 'puriteinse') en het
'katholieke' element in de westerse politieke cultuur te benoemen. Ik
doe dit door een vrijmoedige interpretatie van de film Dogville
van Lars von Trier (een uitleg die waarschijnlijk meer 'ziet' dan erin
zit). Het verhaal dat deze film vertelt, bevat veel verwijzingen naar
het theologisch-politieke vraagstuk, wat al rechtvaardiging genoeg is
om er in dit boek aandacht voor te vragen. De christelijke en apocalyptische
symboliek van de film verwijst uitdrukkelijk naar de Verenigde Staten
van Amerika en maakt Lars von Trier tot de cineastische politieke theoloog
van deze tijd. |
§ 1 Het geschenk van maatschappelijkheid § 2 Geschenk, cultus en offer: politieke theologie in Dogville § 3 Een diagnose van het sociale leven in Dogville § 4 Godsdienst in Dogville § 5 Politiek in Dogville § 6 De uiteindelijke gevolgen van een onzichtbare kerk § 7 De afbraak van decorum § 8 De ondergang van de politieke vorm § 9 De verbreking van het verband tussen immanentie en transcendentie § 10 Besluit: de wereld van de 'Godfather' |
|
|
§ 1 Inleiding § 2 Het antwoord van Schmitt en Strauss op Spinoza's denkbeweging § 3 Moderniteit en rationalisering § 4 De geest en de machine § 5 De politieke theologie van de moderniteit § 6 Van de immanentie van Gods macht naar liberalisme? § 7 De macht van God en de rationalisering van de wereld § 8 Beoordeling van Schmitts kritiek op Spinoza's politieke denken § 9 Het grote misverstand tussen openbaringsgeloof en vooruitgangsgeloof § 10 De inzet van Strauss' lezing van Spinoza § 11 Het denken van de breuk tussen antieke en moderne wereld § 12 Afsluiting: trouw, partijdigheid en macht |
Hoofdstuk 8: Het theologisch-politiek probleem en de onrechtmatigheid van de moderniteit. Spinoza, Carl Schmitt en Leo Strauss over de politieke betekenis van Gods macht Het laatste hoofdstuk is een 'academische' uiteenzetting met drie belangrijke auteurs die schreven over het 'theologisch-politieke vraagstuk': Benedictus de Spinoza, Carl Schmitt, Leo Strauss. De kern van het verhaal is de vraag wat de betekenis is voor het begrip van de politieke orde van de transformatie van het begrip van God en Gods macht in de zeventiende en achttiende eeuw (van joods en christelijk theïsme via deïsme naar een naturalistisch atheïsme of pantheïsme). Deze tekst komt tot een ontdekking die nog niet verder uitgewerkt is, namelijk dat deze betekenis alles te maken heeft met de trouw aan een traditie. Trouw wil in dit geval zeggen: men is gebonden aan een bepaalde overlevering en de dragende personen daarin en bovenal aan een persoonlijke godheid, waardoor de inhoud van het denken heteronoom ingekaderd is. De bevrijding van het denken uit zijn traditionele kluisters (zoals de Verlichting beoogt) kan dan ook geduid worden als ontrouw en verraad. Dat maakt de moderniteitsdiscussie ook gevoelsmatig zo beladen, zoals we wederom kunnen meemaken in de confrontatie tussen het 'verlichte' Westen en een traditionelere cultuur als de islam. |